Hulpgids

De gids voor de geestelijke gezondheidszorg

OCS - DSM-5 criteria

De criteria in de DSM-5 voor de obsessieve-compulsieve stoornis zijn nagenoeg ongewijzigd gebleven ten opzichte van de DSM-IV. Wel bestaat meer aandacht voor de typering van de mate van inzicht bij ocs: goed of, redelijk, zwak en afwezig inzicht. De laatste typering staat voor patiënten die last hebben van waanachtige obsessies. Men wil met de typering ‘afwezig  inzicht’ voorkómen dat mensen de diagnose waanstoornis  of psychotische stoornis krijgen in plaats van ocs. Naast de mate van inzicht kan bij de OCS ook een tic-gerelateerde variant gespecificeerd worden, wanneer er sprake is van een actuele tic-stoornis of een tic-stoornis in de voorgeschiedenis. De tic-gerelateerde variant komt bij ruim 30% van de patiënten voor en kent een ander beloop, presentatie en comorbiditeit.


DSM-5 criteria obsessieve-compulsieve stoornis (dwangstoornis)
292.89

A. Aanwezigheid van obsessies (dwanggedachten), compulsies (dwanghandelingen) of beide:
Obsessies worden gedefinieerd door (1) en (2):

  1. Recidiverende en persisterende gedachten, impulsen of voorstellingen, die gedurende bepaalde momenten van de stoornis als intrusief (opgedrongen) en ongewenst worden ervaren en bij de meeste betrokkenen duidelijke angst of lijdensdruk veroorzaken.
  2. De betrokkene probeert deze gedachten, impulsen of voorstellingen te negeren of te onderdrukken, of deze te neutraliseren met een andere gedachte of handeling (bijvoorbeeld een compulsie).

Compulsies worden gedefinieerd door 1) en (2)::

  1. Repetitieve handelingen (bijvoorbeeld handen wassen, ordenen, controleren) of psychische activiteiten (bijvoorbeeld bidden, tellen, in gedachten woorden herhalen) waartoe betrokkene zich gedwongen voelt in reactie op een obsessie of volgens regels die rigide moeten worden toegepast.
  2. De handelingen of psychische activiteiten zijn gericht op het voorkomen of verminderen van de angst of de lijdensdruk, of op het voorkomen van een bepaalde gevreesde gebeurtenis of situatie; deze handelingen of psychische activiteiten hebben echter geen reëel verband met datgene wat daardoor moet worden geneutraliseerd of voorkomen, of zijn duidelijk excessief.

NB Jonge kinderen kunnen niet altijd onder woorden brengen wat het doel is van deze handelingen of psychische activiteiten.


B. De obsessies of compulsies zijn tijdrovend (zij nemen bijvoorbeeld meer dan een uur per dag in beslag) of veroorzaken klinisch significante lijdensdruk of beperkingen in het sociale of beroepsmatig functioneren of in het functioneren op andere belangrijke terreinen.

C. De obsessieve-compulsieve symptomen kunnen niet worden toegeschreven aan de fysiologische effecten van een middel (zoals een  drug of medicatie) of aan een andere somatische oorzaak.

  • D. De stoornis kan niet beter worden verklaard door de symtomen van een andere psychische oorzaak (bijvoorbeeld zich overmatig zorgen maken bij de gegeneraliseerde angststoornis; preoccupatie met het het bij de morfodysfore stoornis; moeite met wegdoen of afstand doen van bezittingen bij de verzamelstoornis; haar uittrekken bij trichotillomanie; huidpulken bij de excoriatiestoornis; stereotypieën bij de stereotiepe bewegingsstoornis; geritualiseerd eetgedrag bij eetstoornissen; preoccupatie met middelen of gokken; preoccupatie met het hebben van een ziekte bij de ziekteangststoornis; seksuele impulsen of fantasieën bij parafiele stoornissen; impulsen bij disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen; rumineren over schuld bij de depressieve stoornis; gedachte-inbrenging of preoccupatie die het karakter van een waan hebben bij schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen; of repetitieve gedragspatronen bij de autismespectrumstoornis). 



Specificeer indien:

  • Met goed of redelijk realiteitsbesef
    De betrokkene erkent dat de opvattingen die horen bij de obsessieve-compulsieve stoornis, zeker of waarschijnlijk niet waar zijn,
  • Met gering realiteitsbesef
    De betrokkene is van mening dat de opvattingen die horen bij de obsessieve-compulsieve stoornis, waarschijnlijk waar zijn.
  • Met ontbrekend realiteitsbesef/waanovertuigingen
    De betrokkene is er volledig van overtuigd dat de opvattingen die horen bij de obsessieve-compulsieve stoornis, waar zijn.

Specificeer indien:

  • Ticgerelateerd
    De betrokkene heeft een actuele ticstoornis of ticstoornis in de voorgeschiedenis.

 

Bron
American Psychiatric Association (APA)
Diagnostische Criteria van de DSM-5
Boom (2014)

Hulpgids nieuwsbrief

Praktijk aanmelden

Ook uw praktijk geplaatst op de Hulpgids? U kunt zich aanmelden door het inschrijfformulier in te vullen en daarna op de knop "versturen" te klikken. Uw gegevens worden binnen 5 werkdagen na ontvangst kosteloos door Hulpgids.nl verwerkt en gepubliceerd. inschrijven ›