OCS - DSM-5 criteria
DSM-5 criteria obsessieve-compulsieve stoornis
292.89
- A. Aanwezigheid van obsessies (dwanggedachten), compulsies (dwanghandelingen) of beide
- B. De obsessies of compulsies zijn tijdrovend (zij nemen bijvoorbeeld meer dan een uur per dag in beslag) of veroorzaken klinisch significante lijdensdruk of beperkingen in het sociale of beroepsmatig functioneren of in het functioneren op andere belangrijke terreinen.
- C. De obsessieve-compulsieve symptomen kunnen niet worden toegeschreven aan de fysiologische effecten van een middel (zoals een drug of medicatie) of aan een andere somatische oorzaak.
- D. De stoornis kan niet beter worden verklaard door de symtomen van een andere psychische oorzaak (bijvoorbeeld zich overmatig zorgen maken bij de gegeneraliseerde angststoornis; preoccupatie met het het bij de morfodysfore stoornis; moeite met wegdoen of afstand doen van bezittingen bij de verzamelstoornis; haar uittrekken bij trichotillomanie; huidpulken bij de excoriatiestoornis; stereotypieën bij de stereotiepe bewegingsstoornis; geritualiseerd eetgedrag bij eetstoornissen; preoccupatie met middelen of gokken; preoccupatie met het hebben van een ziekte bij de ziekteangststoornis; seksuele impulsen of fantasieën bij parafiele stoornissen; impulsen bij disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen; rumineren over schuld bij de depressieve stoornis; gedachte-inbrenging of preoccupatie die het karakter van een waan hebben bij schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen; of repetitieve gedragspatronen bij de autismespectrumstoornis).
Specificeer indien
- Met goed of redelijk realiteitsbesef, Met gering realiteitsbesef of Met ontbrekend realiteitsbesef/waanovertuigingen
- Ticgerelateerd (ticstoornis nu of in de voorgeschiedenis).
Bron
American Psychiatric Association (APA)
Diagnostische Criteria van de DSM-5
Boom (2014)