Testpsychologische diagnostiek
Via persoonlijkheidsvragenlijsten wordt nagegaan in welke mate van tevoren vastgestelde persoonlijkheidseigenschappen bij iemand aanwezig zijn. Binnen de (klinische) psychologie zijn instrumenten ontwikkeld die iemands persoonlijkheid in kaart brengen. Deze geven antwoorden op vragen als: Wordt iemand snel angstig of gespannen, is iemand meer introvert of extravert, kan iemand goed met frustraties omgaan, in welke mate ervaart iemand zelf verantwoordelijkheid voor zijn problemen, etc. Hieronder staan enkele veelgebruikte vragenlijsten.
MMPI-2 (Minnesota Multiphasic Personality Inventory - 2e versie)
Vragenlijst met 567 items. De MMPI-2 screent onder andere op: persoonlijkheidsproblemen, verslavingsproblematiek, psychotische symptomen en suïcidaliteit.
NVM (Nederlandse Verkorte MMPI )
Deze test is afgeleid van de MMPI en op de Universiteit Groningen ontwikkeld. Alle niet ter zake doende vragen zijn uit de test (MMPI) gehaald en de 83 resterende vragen hebben allemaal een betekenis. Er worden vijf facoren gemeten: negativisme, somatisatie, verlegenheid, psychopathologie en extraversie. Uit de scores komt een persoonlijkheidsprofiel dat iets zegt over de persoonlijkheid en de behandelbaarheid van de klachten en/of problemen.
NPV (Nederlandse Persoonlijkheids-Vragenlijst)
Deze lijst, in 1975 ontwikkelde persoonlijkheidstest, onderzoekt welke persoonlijkheidstrekken op de voorgrond staan. De test is te vergelijken met de NVM. De NPV meet persoonlijkheidstrekken op zeven gebieden:
1. IN - inadekwatieschaal: vage lichamelijke klachten, somberheid, vage angsten, insufficiëntegevoelens
2. SI - sociale inadekwatieschaal: vermijden van sociale situaties, onprettig voelen in sociale situaties
3. RG - rigiditeitschaal: mate van behoefte aan controle, inteleectuele starheid
4. VE - verongelijkheid: kritiek hebben op anderen, wantrouwen van anderen
5. ZE - zelfgenoegzaamheidschaal: gevoel van tevredenheid dat individu over zich heeft, gebrek aan interesse voor de ander
6. DO - dominantieschaal: zelfvertrouwen, initiatief nemen, leiding willen geven
7. ZW - zelfwaardering: positieve instelling bijvoorbeeld t.o.v. werk, flexibiliteit en aanpassingsvermogen
SCL-90-R (Symptom Checklist-90-Revised)
Klachtenvragenlijst die scoort op onder andere: agorafobie, angst, depressie, somatische klachten, insufficiënte van denken en handelen, wantrouwen en sensitiviteit, vijandigheid en slaapproblemen. De totaalscore van de test is de pschoneurotismeschaal. Deze test is goed geschikt om behandelresultaten te evalueren.
UCL (Utrechtse Coping Lijst)
In 1983 ontwikkeld op de universiteit van Utrecht. Op basis van zeven schalen wordt de "copingstijl" van iemand onderzocht, d.w.z. hoe iemand in het algemeen neigt te reageren op stress.
A. Actief aanpakken, confronteren: in hoeverre is men in staat de situatie rustig te bekijken en doelgericht met vertrouwen te werk gaan.
P. Palliatieve reactie: in hoeverre is probeert men afleiding te zoeken (roken, drinken, ontspannen) om niet met het probleem bezig te zijn.
V. Vermijden: in hoeverre is men geneigd de zaak op zijn beloop te laten, problemen uit de weg te gaan of af te wachten.
S. Zoeken van sociale steun: in hoeverre is men geneigd troost en begrip te zoeken, hulp te vragen
D. Depressieve reactie: in hoeverre laat men zich volledig door de problemen in beslag nemen, alles somber in te zien, niet in staat om iets aan de situatie te doen,
E. Expressie van emoties: in hoeverre reageert men zich spanningen af met woede of ergenis.
G. Geruststellende en troostende gedachten: in hoeverre stelt men zichzelf gerust met optimische gedachten.
IPDE (International Personality Disorder Examination)
Semi-gestructureerd interview voor persoonlijkheidsstoornissen ontwikkeld onder auspiciën van de WHO en de Alcohol, Drug, Abuse and Mental Health Administration. De vragen zijn in zeven onderwerpen gegroepeerd: werk, zelf, affecten, interpersoonlijke relaties realiteitstoetsing, impulscontrole en gedrag voor de leeftijd van 15 jaar.
PDQ-R
De PDQ-R is een door de patiënt zelf in te vullen vragenlijst. De PDQ-R is zeer sensitief is wat het signaleren van persoonlijkheidsstoornissen betreft, maar matig specifiek. Dit betekent dat er met de PDQ-R weinig persoonlijkheidsstoornissen worden gemist, maar er kunnen wel fout-positieve diagnosen mee worden gesteld. Het voordeel van de PDQ-R is de hoge sensitiviteit. Indien er met behulp van deze vragenlijst geen aanwijzingen voor een persoonlijkheidsstoornis worden gevonden, kan men redelijkerwijze aannemen dat zo'n stoornis niet aanwezig is. Daarentegen kan een 'positieve uitkomst' ten onrechte op een persoonlijkheidsstoornis wijzen. Bij twijfel dient het onderzoek te worden uitgebreid met een (gestructureerd) klinisch interview.