Hulpgids

De gids voor de geestelijke gezondheidszorg

Antipsychotica - bijwerkingen

Bewegingsstoornissen

De bewegingsstoornissen of motorische stoornissenzijn het gevolg van een ontregeling van het dopaminesysteem (blokkade dopamine-2-receptoren), dat ook ten grondslag ligt aan het ontstaan van psychotische symptomen. (Harten, 2009) Ze kunnen kort na het begin van de behandeling (acuut) optreden, na enkele dagen tot weken (subacuut) of pas na maanden tot jaren (laat of tardief). Deze klachten kunnen bijzonder hinderlijk tot zelfs levensbedreigend zijn. Een ander probleem is dat deze bijwerkingen soms moeilijk te onderscheiden zijn van bewegingsstoornissen die als symptoom kunnen optreden bij schizofrenie. De voornaamste bewegingsstoornissen veroorzaakt door antipsychotica zijn: acathisie, acute dystonie, drug-induced parkinsonisme, tardieve bewegingsstoornissen. De verschillen tussen de antipsychotica op kans op acute extrapiramidale bijwerkingen hangen mogelijk samen met de mate dat de D2-receptor wordt losgelaten, de Koff-waarden. Hoe hoger deze waarde hoe sneller de D2-receptor wordt losgelaten. De Koff-waarden van bijvoorbeeld clozapine en quetiapine zijn hoger dan van olanzapine, en die is weer hoger dan van risperidon en haloperidol. De Koff van risperidon en haloperidol zijn weer lager dan de Koff van dopamine zelf. Ook de mate waarin het antipsychoticum zich bindt aan de receptor (Kon) speelt een rol.
Klik hier voor meer informatie

Anticholinerge bijwerkingen

Anticholinerge bijwerkingen berusten op een ongewenste blokkade van cholinerge receptoren. Deze bijwerkingen zijn: droge mond, obstipatie, snelle hartactie, pupilverwijding, wazig zien, transpireren, misselijkheid, moeite met urineren, geheugenstoornissen, verwardheid, hallucinaties. Anticholinerge bijwerkingen berusten op een ongewenste blokkade van receptoren. Behandeling bestaat uit verlagen van de dosis van het antipsychoticum of overschakelen op een ander antipsychoticum.

Dysfore reactie ("neuroleptic dysphoria")

Een groot aantal patiënten heeft last van een onprettig gevoel en idee dat denken en bewegen traag gaat. Deze bijwerking komt vaak voor en treedt snel op na het starten van de antipsychotica. De symptomen lijken op een depressie en op negatieve symptomen bij schizofrenie.

Hypnosedatie (vermoeidheid, sufheid en slaperigheid)

Gevolg van ongewenste blokkade van noradrenerge, histaminerge en serotonine receptoren.

Lage bloeddruk, duizeligheid

Bloeddrukdaling (en daardoor duizelig) bij plotselinge houdingsveranderingen. Een antinoradrenerge bijwerking, d.w.z. een ongewenste blokkade van noradrenerge receptoren. Behandeling bestaat uit eerst proberen de dosis te verminderen of medicatie 's avonds toedienen.

Hormonale bijwerkingen

Menstruatieproblemen (wegblijven menstruatie, onregelmatige menstruatie), gynaecomastie (overmatige ontwikkeling van mannelijke borstklieren), (hyper)galactorroe (melkvloed). Hyperprolactinemie door antipsychotica komt vaak voor en is een direct gevolg van het dopamineantagonisme: hoe minder dopamine, hoe meer prolactine. Middelen met een hoge dopamine-D2-receptoraffiniteit en/of een slechte doordringbaarheid van de bloed-hersenbarrière (sulpiride) veroorzaken vaker verhoogde prolactinespiegels. Oudere antipsychotica zoals haloperidol veroorzaken de hoogste prolactinespiegels, gevolgd door respectievelijk olanzapine, quetiapine, clozapine en aripiprazol. Therapie bestaat uit het verlagen van de dosis, of veranderen van antipsychoticum of toevoegen van een dopamineagonist (bromocriptine of cabergoline)

Seksuele bijwerkingen

Seksuele bijwerkingen komen frequent voor (schattingen lopen uiteen van 30-60%) en zijn de belangrijkste oorzaak van therapieontrouw. De seksuele disfuncties hangen samen met verstoringen van o.a. met dopaminerge, noradrenerge, histaminerge en cholinerge neurotransmittersystemen. Daarnaast is een belangrijke oorzaak een door antagonisme van D-2 receptoren veroorzaakte stijging van de prolactinespiegels, die kan leiden tot hypogonadisme. (Prolactine is een hormoon dat o.a. de ontwikkeling van borstweefsel stimuleert). Het lijkt erop dat daarbij verminderd libido op de voorgrond staat. Als de prolactinespiegel niet verhoogd is, is het patroon van seksuele bijwerkingen anders: dan is de libido niet of minder aangetast, maar wel de erectie, orgasme en ejaculatie. Dat hangt samen met de anticholinerge en antiadrenerge eigenschappen van de middelen.
Volgens sommige onderzoeken verhogen sulpiride en risperidon de prolactine spiegel meer dan haloperidol en menig ander oud antipsychoticum. Clozapine, olanzapine en quetiapine geven weinig verhoging van de prolactine spiegel. Als equivalente doses worden gebruikt, heeft quetiapine wat minder seksuele bijwerkingen, olanzapine en risperidon verschillen niet.

Gewichtstoename

Metformine (antidiabeticum) en topiramaat (anti-epilepticum) zijn waarschijnlijk geschikt als medicijn om toe te voegen aan een antipsychoticum om gewichtstoename tegen te gaan. (Simons, 2015) Een andere optie is overzetten op een antipsychoticum met minder kans op gewichtstoename, aripiprazol lijkt daarvoor het meest geschikt. Verder is een eerste stap verandering van leefstijl: bewegen en gezonde voeding. Gebruik van antipsychotica geeft een verhoogd risico op het ontwikkelen van diabetes mellitus (suikerziekte). Van de nieuwe (atypische) antipsychotica is dit met name het geval bij clozapine en olanzapine. Quetiapine en risperidon hebben een vrijwel gelijk middelmatig effect, aripiprazole lijkt het minste invloed te hebben op glucose. 

Metabool syndroom

Metabool syndroom verwijst naar het vaker vóórkomen van de combinatie van een aantal risicofactoren voor hart- en vaatziekten: teveel buikvet, verhoging triglyceriden, verlaagd HDL (dyslipidemie), verhoogde bloeddruk (hypertensie) en verhoogde bloedsuiker (type 2 diabetes). Er worden verschillende definities gebruikt voor het vaststellen van metabool syndroom, de meest gebruikte en onderzochte definitie van metabool syndroom is vastgesteld door de Amerikaanse instituten voor cardiologie en longziekten en is vastgelegd in het National Cholesterol Education Program’s (NCEP) Adult Treatment Panel III (ATP III) report. Het metabool syndroom wordt gedefinieerd als minstens drie van de volgende NCEP ATP III-criteria aanwezig zijn:

  • buikomtrek van groter dan 102 cm bij mannen en groter dan 88 cm bij vrouwen;
  • triglyceride van 1,70 mmol/l of hoger of medicamenteuze behandeling voor een verhoogd triglyceride;
  • HDL van lager dan 1,04 mmol/l bij mannen en lager dan 1,30 mmol/l bij vrouwen of medicamenteuze behandeling voor een te laag HDL;
  • bloeddruk van 130/85 mmHg of hoger of medicamenteuze behandeling voor verhoogde bloeddruk;
  • nuchter glucose van 6,10 mmol/l of hoger of medicamenteuze behandeling voor verhoogd glucose.

Een metabool syndroom geeft een verhoogd risico op het ontwikkelen van diabetes mellitus type 2 en hart- en vaatziekten, zoals een hart- of herseninfarct . Alle antipsychotica kunnen het risico op het metabool syndroom ongunstig beïnvloeden, vooral door gewichtsstijging en verhoging van cholesterol- en triglyceridegehaltes in het bloed. Gewichtstoename hangt vooral samen met antiserotonerge en antihistaminerge werking en geldt in het bijzonder voor middelen als clozapine, olanzapine en quetiapine. Minder negatieve gevolgen voor het metabool syndroom zijn te verwachten van middelen als aripiprazol, haloperidol en flufenazine. Switchen naar een middel met gunstiger metabole bijwerkingen leidt niet altijd tot gewichtsafname, omdat overgewicht van veel meer afhankelijk is dan antipsychotische medicatie. Leefstijladviezen, bewegen en begeleiding door een diëtist zijn aan te raden.

Negatieve symptomen

Met name de klassieke antipsychotica kunnen negatieve symptomen versterken of zelfs veroorzaken (secundaire negatieve symptomen). Symptomen zijn: stoornissen van aandacht, concentratie en geheugen, apathie, dysforie, emotionele vervlakking, vertraagd denken en sedatie. De nieuwere antipsychotica veroorzaken minder negatieve symptomen en claimen een therapeutisch effect op de (primaire) negatieve symptomen.

Maligne neuroleptica syndroom (MNS)

MNS is een potentieel levensbedreigende aandoening verbonden met antipsychotica en berust op een snel toenemende ontregeling van bepaalde hersenfuncties. De oorzaak is onbekend, maar waarschijnlijk is het (ook) een extrapiramidale bijwerking.  Karakteristiek is de combinatie spierrigiditeit (spierstijfheid), hyperthermie (sterk verhoogde temperatuur, boven de 38°C) en verhoogde creatininefosfokinase (spierenzym) in het bloed, hetgeen duidt op afbraak van spierweefsel. Andere symptomen zijn onder andere: vegetatieve verschijnselen zoals tachycardie (snelle hartwerking), versnelde ademhaling, labiele bloeddruk, onregelmatige pols, bleekheid, zweten, incontinentie; voorts extrapiramidale verschijnselen en veranderingen van bewustzijn. Complicaties kunnen zijn: nierinsufficiëntie (acuut nierfalen), aritmieën (verstoord ritme van het hart), hartinfarct, longontsteking, dehydratatie (uitdroging), intravasale stolling (bloedstolling), afbraak spierweefsel. De incidentie (aantal nieuwe gevallen ziektegevallen per jaar per 100.000) ligt rond de 1%, MNS is dus relatief zeldzaam.

Cognitieve effecten

Negatieve effecten op het onder andere het langetermijn geheugen; er zijn geen verschillen tussen antipsychotica zijn wat cognitieve bijwerkingen betreft, behalve dat clozapine ongunstig afsteekt, blijkbaar omdat het sterk anticholinerg is.

Botbreuken

Er bestaat een relatie tussen het gebruik van antipsychotica en botbreuken, drie factoren spelen daarbij een rol: bijwerkingen van antipsychotica (bloeddrukdaling bij plotselinge houdingsveranderingen, extrapiramidale bijwerkingen en sufheid) en botdemineralisatie, waardoor de botstructuur verzwakt.

Hypothermie (verlaagde lichaamstemperatuur)

Bij gebruik van anti-psychotica kan hypothermie als bijwerking optreden. (Szota, 2019).

Hartstilstand

Het gebruik van antipsychotica is geassocieerd met een verhoogd risico op plotselinge hartdood. Er is echter weinig bekend over het risico van specifieke antipsychotica. Deens onderzoek  toont aan dat het gebruik van antipsychotica gepaard gaat met een verhoogd risico op cardiale complicaties. (Weeke, 2014)

CVA (hersenbloeding) bij ouderen

Vooral in het begin van de behandeling met anti-psychotica is er een verhoogd risico op CVA. Dat risico neemt af in de tijd, na 3 maanden is het risico nihil op een CVA dat door een antipsychoticum wordt geïnduceerd. Antipsychotica met een hoge bindingsaffiniteit voor alfa-2-adrenerge- en M1-muscarine receptoren hebben een groter risico op een CVA dan andere types antipsychotica.
- Risk of cerebrovascular events in elderly users of antipsychotics
Association of Stroke with the Receptor-Binding Profiles of Antipsychotics

Diep veneuze trombose (DVT) en longembolie

Het gebruik van antipsychotica wordt geassocieerd met een verhoogd risico op diep veneuze trombose (DVT) en longembolie (Jonsson, 2018). Mensen met een verhoogd risico op een trombose (bijv. historie met een trombose, > 75 jaar, maligniteiten) moeten worden ingelicht over het risico op trombose wanneer ze antipsychotica (gaan) gebruiken. 

Literatuur bijwerkingen antipsychotica

Hulpgids nieuwsbrief

Praktijk aanmelden

Ook uw praktijk geplaatst op de Hulpgids? U kunt zich aanmelden door het inschrijfformulier in te vullen en daarna op de knop "versturen" te klikken. Uw gegevens worden binnen 5 werkdagen na ontvangst kosteloos door Hulpgids.nl verwerkt en gepubliceerd. inschrijven ›