Dissociatieve identiteitsstoornis
DSM-5 criteria
300.14
- A. Fragmentatie van de identiteit gekenmerkt door twee of meer afzonderlijke persoonlijkheidstoestanden. De fragmentatie van de identiteit omvat een duidelijke discontinuïteit in de zelfbeleving en het gevoel van zelfcontrole, gepaard gaand met ermee samenhangende veranderingen in affect, gedrag, bewustzijn, geheugen, waarneming, cognitief en/of sensomotorisch functioneren.
- B. Recidiverende hiaten in het herinneren van alledaagse gebeurtenissen, belangrijke persoonlijke informatie en/pf psychotraumatische gebeurtenissen die inconsistent zijn met alledaagse vergeetachtigheid.
- C. De symptomen veroorzaken klinisch significante lijdensdruk of beperkingen in het sociale of beroepsmatige functioneren of in het functioneren op andere belangrijke terreinen.
- D. De stoornis maakt geen deel uit van een algemeen geaccepteerd cultureel of religieus gebruik.
- E. De stoornis kan niet worden toegeschreven aan de fysiologische effecten van een middel of aan een somatische aandoening.
Ontstaan
Onderzoek heeft aangetoond dat meer dan 90% een geschiedenis heeft van ernstig fysiek en seksueel geweld dat op zeer vroege leeftijd is begonnen. Kleine kinderen hebben vaak gefantaseerde speelkameraadjes. Als het kind bloot staat aan ernstig geweld, kan het kind troost en steun zoeken bij zo'n gefantaseerd speelkameraadje. Het vormt voor het kind een mogelijkheid om in zijn geest te ontsnappen aan angstige situaties. Men neemt aan voor het jonge kind de scheiding tussen fantasie en werkelijkheid langzaam vervaagt en dat hij dit vriendje als deel van zichzelf gaat beschouwen. Geleidelijk creëert het kind één of meerdere aparte persoonlijkheden zich, die beter zijn opgewassen tegen het trauma en dit ook feitelijk ondergaan zonder dat de oorspronkelijke persoon daar weet van heeft. Die aparte persoonlijkheden worden in de literatuur op verschillende wijzen aangeduid: alters, alterpersoonlijkheden, persoonsdelen, persoonlijkheden, persoonlijkheidstoestanden, identiteiten et cetera.
Dissociatieve of primaire symptomen
- Amnesie
Amnesie is een belangrijk symptoom om DIS te onderscheiden van andere stoornissen, zoals bijv. de borderline persoonlijkheidsstoornis. De tijdsbeleving is vaak vanaf heel jonge leeftijd gestoord. Vaak bestaan er maar zeer losse herinneringen aan de jeugd na de leeftijd van vijf jaar. Een centrale klacht is het "kwijt zijn" van "blokken" tijd in het recente verleden. Patiënten hebben geheugenverlies voor een aantal uren of zelfs dagen en bevinden zich soms op plekken waarvan ze niet weten hoe ze daar gekomen zijn of kunnen. Wanneer DIS-patiënten nooit eerder over hun symptomen hebben gesproken zijn, hebben zij de neiging die (met name betreffende amnesie) te ontkennen of te bagatelliseren. - Depersonalisatie
- gevoelens van verregaande vervreemding van zichzelf: handelen buiten de controle om, "als een robot of automaat", "alsof ik er zelf niet bij ben"
- buiten, naast, achter of boven jezelf staan, "van een afstand toekijken", jezelf van een afstand zien
- veranderde lichaamsbeleving zoals gevoelloosheid in delen van het lichaam
- veranderde waarneming van het lichaam, bijvoorbeeld de handen of benen lijken veel kleiner of juist veel groter. - Derealisatie
De beleving van de omgeving of bekenden als onwerkelijk, vervreemding of afstandelijke belevering van de omgeving. Derealisatie komt eveneens in vele vormen en bij uiteenlopende psychiatrische stoornissen voor. - Identiteitsverwarring
Identiteitsverwarring is niet een specifiek dissociatief symptoom. Patiënten met DIS beschrijven de verwarring en innerlijke strijd vaak als "oorlog", alsof er allerlei verschillende wensen, impulsen en gedragingen tegelijkertijd aanwezig zijn. De innerlijke conflicten kunnen zo hoog oplopen dat een patiënt uiteindelijk niets doet of tien dingen "tegelijk" of achter elkaar en niets afmaakt. Vaak betreft het ook een strijd tussen verschillende stemmen in het hoofd. De eigen identiteit wordt niet begrepen. - Identiteitswijziging / fragmentering
Tijdens de anamnestische periodes is een ander deel van de persoonlijkheid dominant. Vaak zijn de patiënten zich aanvankelijk niet bewust van het bestaan van de andere persoonlijkheid. Dat andere deel van de persoonlijkheid kan sterk verschillen van het oorspronkelijke deel. Niet alleen het karakter kan verschillend zijn (bijvoorbeeld erg stoer in plaats van erg verlegen), ook kunnen onder andere het geslacht en de fysieke gesteldheid sterk verschillen. Het kan één separate identiteit zijn die daarbij het bewustzijn domineert of een combinatie van verscheidene. Volledige dissociatieve episoden kunnen korter- of langerdurend van aard zijn. Een gedissocieerde identiteit kan variëren van heel even tot meerdere uren de controle over handelen, denken en beleven in handen nemen.
Secundaire of bijkomende symptomen
- Stemmen
Bijna alle DIS-patiënten horen stemmen in hun hoofd, die commentaar kunnen leveren op hun gedrag, met elkaar in gesprek zijn over de patiënt of (vaak zelfdestructieve) opdrachten geven. Vaak blijken die stemmen in relatie te staan met traumatisch gebeurtenissen in de vroege jeugd. - Depressieve stemming
DIS gaat vaak gepaard met depressieve klachten en zelfmoordgedachten. - Klachten passend bij een posttraumatische stress-stoornis
Gezien de voorgeschiedenis van ernstig fysiek en seksueel geweld in de vroege jeugd is het begrijpelijk dat bij een groot deel van de DIS-patiënten zich klachten voordoen die passen bij een posttraumatische stress-stoornis. Met name slaapproblemen, nachtmerries en angst komen veelvuldig voor.
Voorkomen
De prevalentie (totaal aantal gevallen die er op een bepaald moment zijn) wordt geschat op 0,01 en tussen de 3 en 5% van alle opgenomen psychiatrische patiënten.
Bron
- DSM-5 - Nederlandse vertaling
American Psychiatric Association
Uitgeverij Boom (2014)