Lichamelijk ziek en psyche
DSM-5 criteria
316
- Er is een somatisch symptoom of een somatische aandoening (dus geen psychische stoornis) aanwezig).
- Psychische- of gedragsfactoren hebben een ongunstige invloed op de somatische aandoening op een van de volgende manieren:
a. De factoren hebben het beloop van de somatische aandoening beïnvloed, zoals blijkt uit een sterk chronologisch
verband tussen de psychische factoren en de ontwikkeling of verergering of een vertraagd herstel van de somatische
aandoening.
b. De factoren interfereren met de behandeling van de somatische aandoening (bijvoorbeeld door een slechte
therapietrouw).
c. De factoren leiden tot extra, aantoonbare gezondheidsrisico's voor de betrokkene.
d. De factoren beïnvloeden de onderliggende pathofysiologie, ze versnellen het ontstaan van symptomen of verergeren
deze of maken medische aandacht noodzakelijk. - De psychische en gedragsfactoren in criterium 2 kunnen niet beter worden verklaard door een andere psychische
stoornis (zoals een paniekstoornis, een depressieve stoornis een posttraumatische stressstoornis).
Specificeer ernst: licht, matig, ernstig of zeer ernstig.
Literatuur
Diagnostische criteria van de DSM-5
Boom (2014)