Autismespectrumstoornis - behandeling
Uitgangspunt s dat mensen met autisme zoveel mogelijk zelf vorm en inhoud geven aan hun kwaliteit van leven en maatschappelijke participatie. Afhankelijk van de mate van autisme is hierbij behandeling en/of begeleiding nodig. De afspraken hierover worden vastgelegd in een individueel zorgplan. Het individueel zorgplan komt tot stand op basis van zorg op maat en gezamenlijke besluitvorming en is zoveel mogelijk gericht op het bevorderen van de autonomie van de persoon met autisme.
Voor goed zelfmanagement is het nodig dat iemand in staat is om in bepaalde mate zijn eigen autisme te begrijpen, te accepteren en dit een plek te geven in zijn of haar leven. De mate waarin dit lukt is afhankelijk van de ernst en aard van de problematiek en van de beschikbare steun uit de omgeving en kan variëren in de tijd. Met name veel voorkomende problemen met plannen en organiseren (executieve functies) verdienen hierbij extra aandacht. De afspraken over zelfmanagement en de ondersteuning om die te realiseren worden vastgelegd in het zorgplan
- Competenties van diagnosticus en zorgprofessionals
- Practische werkkaart
Medicatie
- Er zijn geen medicijnen die belangrijke verbetering geven
Hoewel er geen officiële indicatie is voor medicatie bij de kernproblemen van ASS worden er veel verschillende medicijnen gebruikt, ook bij de behandeling van co-morbiditeit. (Feroe, 2021) - Antipsychotica
Ter verlichting van sterk stereotype gedrag, neiging tot terugtrekken, prikkelbaarheid, driftbuien en hyperactiviteit. Haloperidol is het beste onderzocht en effectief gebleken in het verminderen van symptomen. In één onderzoek werden bij 12 van de 60 onderzochte kinderen dyskinesieën (bewegingsstoornissen) gezien, maar geen negatieve beïnvloeding van het intellectueel functioneren. Pipamperon wordt veel voorgeschreven, maar gegevens over de effectiviteit en veiligheid uit gerandomiseerd en gecontroleerd onderzoek ontbreken.
- Antidepressiva
Bij ernstig dwangmatig gedrag en automutilatie worden wel antidepressiva voorgeschreven. Het beschikbare onderzoek is echter beperkt. In een dubbelblind onderzoek werd bij 12 autistische patiënten clomipramine vergeleken met een placebo en bij 12 andere patiënten werd clomipramine vergeleken met desipramine. Clomipramine bleek significant effectiever in het verminderen van autistische symptomen dan desipramine en placebo. Beide middelen bleken significant effectiever dan placebo in het verminderen van symptomen van hyperactiviteit. Moderne antidepressiva zijn onvoldoende onderzocht bij autistische kinderen. Citalopram (SSRI) bleek in een onderzoek onder 149 kinderen met ASS niet effectief bij het repetitieve en stereotiepe gedrag van autistische kinderen. Dit roept de vraag op in hoeverre de mechanismen die hieraan ten grondslag liggen verschillen van die bij OCD. - Methylfenidaat
In een onderzoek bleek dat het de verschijnselen van hyperactiviteit significant verminderde in vergelijking met placebo. Het gevaar van het gebruik van methylfenidaat is het risico op ontremming, agitatie en toename van stereotype gedrag. - Clonidine
In een dubbelblind, placebo gecontroleerd onderzoek bij acht autistische kinderen, die niet verbeterden op andere middelen, bleek dat clonidine bij enkele kinderen een geringe verbetering gaf van hyperactiviteit en irritatie. - Bumetanide
Bumetanide is jarenlang veilig gebruikt als een plaspil. Bumetanide werkt als chloorverlagend middel in het brein waardoor het overprikkeling kan corrigeren. Recent onderzoek laat zien dat dit middel in het brein de prikkelbalans kan herstellen, het verminderde de ernst van ASS bij kinderen en adolescenten van 3 tot 11 jaar. Er waren significante verbeteringen in de subcategorieën sociale communicatie en stereotiepe interesses en gedragingen, maar niet in sociale cognitie, sociale motivatie of sociaal bewustzijn.
Literatuur
De volledige literatuurlijst