Bipolaire stemmingsstoornissen
De bipolaire (voorheen manisch-depressieve) stoornis werd al beschreven rond 400 BC. De term manisch-depressief werd in 1921 door Emil Kraepelin, een Duitse psychiater, bedacht. Een bipolaire stoornis wordt gekenmerkt door het herhaald optreden van episoden met heftige en extreme stemmingschommelingen. De stemming is dan gedurende een langere periode wisselend of zeer laag (depressief) of zeer uitgelaten (manisch of hypomaan) of soms gelijktijdig manisch en depressief (gemengde episode). De episoden kunnen geïsoleerd optreden, dat wil zeggen dat ze worden afgewisseld door episoden van normale stemming, maar ook direct in elkaar overgaan. Een depressieve fase duurt gemiddeld drie maanden, de manische fase één maand.
Oorzaken
Het is onbekend hoe een bipolaire aandoening ontstaat, het is meestal een combinatie van biologische, sociale en psychologische factoren; wel zijn er bepaalde risicofactoren. Er zijn een aantal studies gedaan waarin is aangetoond dat sommige genen betrokken zijn bij de neuropathologie. (Chen, 2013). Familie-onderzoek, tweelingstudies en adoptiestudies hebben aangetoond dat genetische factoren een belangrijke rol spelen bij het ontstaan van bipolaire stoornissen. De overerving is multigenetisch en complex en er zijn nog veel vragen. In Noorwegen werden recent 2000 eeneiige (ET) en twee-eiige tweelingen (TT) onderzocht. Uit dit onderzoek blijkt dat 69% van de variatie van de bipolaire stemmingsstoornis verklaard wordt door genetische factoren versus 31% door omgevingsfactoren. Vergeleken met de algemene populatie hebben eerstegraads familieleden van patiënten met een bipolaire stoornis een zevenmaal grotere kans op deze aandoening en een tweemaal grotere kans op een unipolaire stoornis. Dit wijst echter niet zonder meer op erfelijkheid, want niet alleen genen maar ook omgeving worden gedeeld. Uit onderzoek bij eeneiige tweelingen blijkt dat als er één een bipolaire stoornis heeft, dit in ongeveer 70 procent bij de ander ook het geval is. Bij twee-eiige tweelingen is dat slechts rond de 30 procent. Het delen van alle genen verhoogt dus het risico tweemaal ten opzichte van het delen van de helft van de genen. Uit het onderzoek bij tweelingen kan worden geconcludeerd dat de etiologie slechts ten dele genetisch is. Een genetische aanleg leidt echter niet altijd tot manifestatie van de ziekte; de penetratie is niet 100 procent. Bovendien varieert de expressie; dezelfde genetische aanleg kan leiden tot een aantal klinisch verwante aandoeningen. Dit betekent dat een overeenkomst van één op één tussen genotype en fenotype ontbreekt, waardoor er geen sprake is van Mendeliaanse overerving. Waarschijnlijk is er net als bij vele andere aandoeningen zoals hypertensie, de ziekte van Alzheimer en diverse vormen van kanker sprake van genetische heterogeniteit; meerdere genen spelen een rol. Mogelijk is er wel één gen dat een grote gevoeligheid voor de ziekte bepaalt.
Onderverdeling
- Bipolaire-I-stoornis: manie, meestal in combinatie met depressie
- Bipolaire-II-stoornis: depressie in combinatie met hypomanie, maar nooit met een manie
- Cyclothyme stoornis: wisselende milde depressieve en hypomanische symptomen, zonder ooit volledige stemmingsepisoden
- Bipolaire stemmingsstoornis door middel/medicatie: bijv.: amfetaminen, cocaïne; antidepressiva, steroïden
- Bipolaire stemmingsstoornis door somatische aandoening bijv.: hyperthyroïdie, MS, epilepsie, hersentumor.
Beloop
Het langetermijnbeloop van de bipolaire stoornis kan worden beschreven in termen van stadiëring, ervan uitgaande dat de aandoening voor veel patiënten een progressief verloop heeft: van prodromaal naar syndromaal naar recidiverend of zelfs chronisch, en dat het functioneren tussen de ziekte-episoden meer of minder verstoord kan zijn. (MDR, 2015) Meestal begint de stoornis met een of meer depressieve episoden. Men schat dat 10% van de patiënten met de diagnose ‘unipolaire depressie’ na kortere of langere tijd een eerste manie of hypomanie doormaakt. (MDR, 2015) Gemiddeld treden de stemmingswisselingen elke drie tot negen jaar op, met periodes van een normale stemming tussendoor, 15 tot 20% heeft last van ten minste vier episodes van een stemmingsstoornis (depressie, manie, hypomanie of mengvorm) binnen twaalf maanden, een rapid cycling. Het kan geleidelijk ontstaan, maar ook acuut, soms binnen een dag. Zonder behandeling gaan de episodes wel over (circa 2 maanden bij manische episoden gemiddeld; 2 tot 5 maanden bij depressieve episoden en 5 tot 12 maanden bij gemengde episoden vijf tot twaalf maanden, maar de risico's van een onbehandelde depressie of manie zijn groot. Een onbehandelde manie kan bijvoorbeeld leiden tot levensgevaarlijke lichamelijke uitputting, een depressie tot zelfmoord. Probleem bij de behandeling is dat ongeveer 50% van de patiënten met een acute manische episode een matige tot ernstige beperking van ziekte-inzicht hebben. Geschat wordt dat 25-50% van de patiënten met een bipolaire stoornis minstens eenmaal een suïcidepoging doet, het suïciderisico bedraagt circa 5%.
Epidemiologie
In het meest recente epidemiologische onderzoek in Nederland, nemesis-2 (De Graaf e.a., 2010), bedraagt de lifetimeprevalentie van de bipolaire I- en bipolaire II-stoornis in de bevolking (18 tot 64 jaar) bij mannen 1,2% en bij vrouwen 1,4%. De stoornis kan op elke leeftijd beginnen, maar de piek ligt tussen het 15e en 25e jaar en dat is vroeger dan bij unipolaire depressies. Bij een eerste manische episode op hogere leeftijd dient altijd aan een somatische oorzaak te worden gedacht. In de Collaborative Depression Study is bij 146 patiënten gedurende 20 jaar gekeken naar het beloop van de bipolaire I stoornis. Hieruit bleek dat depressieve symptomen 32 procent van de totale tijd uitmaakten, manische/hypomanische symptomen 9 procent van de tijd en gemengde verschijnselen 6 procent. Bovendien komen subsyndromale verschijnselen, zoals milde depressie en hypomanie veel frequenter voor dan syndromale verschijnselen, zoals ernstige depressie en manie (Judd, 2002). Dit betekent dat patiënten ondanks behandeling meer dan de helft van de tijd symptomatisch zijn.
Comorbiditeit
Er is een hoge mate van comorbiditeit met angststoornissen, middelenmisbruik en mogelijk ook met persoonlijkheidsstoornissen. Comorbide drugsgebruik is vaak geassocieerd met een chronisch beloop.
Alcohol- en middelenmisbruik
- Symptomen door stimulerende middelen
Gebruik van stimulerende middelen, zoals amfetamine en cocaïne, kan leiden tot symptomen die klinisch nauwelijks te onderscheiden zijn van een manie of hypomanie. - Verergeren klachten door middelenmisbruik
Een bipolaire stoornis kan verergeren als gevolg van het middelengebruik en de complicaties van het misbruik kunnen het beloop van de aandoening nadelig beïnvloeden en zeer onvoorspelbaar maken. - Onttrekkingsverschijnselen
Onttrekkingsverschijnselen van stimulerende middelen gaan vaak gepaard met depressieve klachten. - Alcoholmisbruik
Alcoholmisbruik komt vaak voor bij patiënten met een bipolaire stoornis. Ongeveer 1/3 van alle patiënten met een bipolaire-I-stoornis en 1/5 van alle patiënten met een bipolaire-II-stoornis is verslaafd (of verslaafd geweest) aan alcohol. Alcoholisme moet bij de bipolaire stoornis meer worden gezien als een co-morbide factor dan als oorzakelijke factor. De diagnostiek wordt bemoeilijkt doordat vroege stemmingstoornissen worden toegeschreven aan het alcoholmisbruik hetgeen tot een latentietijd in de diagnostiek van 9 of 10 jaar leidt. Alcoholmisbruik heeft eveneens een nadelige invloed op het beloop van de stoornis en verdubbelt wellicht de kans op suïcide.
Meer over de bipolaire stoornis
-
inzichten over hoe te behandelen
- vragenlijsten
Literatuur
- Graaf, R. de, Have, M. ten, & Dorsselaer, S. van (2010).
De psychische gezondheid van de Nederlandse bevolking; NEMESIS-2: Opzet en eerste resultaten.
Utrecht: Trimbos-instituut. - Judd LL, Akiskal HS, Schettler PJ, Endicott J, Maser J, Solomon DA, Leon AC, Rice JA, Keller MB.
The long-term natural history of the weekly symptomatic status of bipolar I disorder.
Arch Gen Psychiatry 2002 Jun;59(6):530-7. - Multidisciplinaire richtlijn bipolaire stoornissen (2015)
- Haiming Chen, Nulang Wang, Xin Zhao et al
Gene expression alterations in bipolar disorder postmortem brains
Bipolar Disorders 2013 15 (2) 177