Hulpgids

De gids voor de geestelijke gezondheidszorg

Wet Bijzondere Opnemingen Psychiatrische Ziekenhuizen

Inleiding

De Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet BOPZ) regelt gedwongen opname en behandeling van mensen die lijden aan een geestesstoornis. Er zijn verschillende gronden en instrumenten om iemand gedwongen op te nemen. Zo moet gedwongen opname de laatste mogelijkheid zijn en moet er sprake zijn van gevaar veroorzaakt door een geestesstoornis. Dat iemand door een geestesstoornis een gevaar vormt voor zichzelf of zijn omgeving wordt ook wel het “gevaarscriterium” genoemd. Hoewel de Wet BOPZ voor de geestelijke gezondheidszorg, de verstandelijk gehandicaptenzorg en voor de psychogeriatrie geldt , wordt in een tweede evaluatie van de Wet BOPZ geconcludeerd dat de wet overwegend ongeschikt is voor toepassing in de zorg voor mensen met dementie of een verstandelijke handicap.

Voorgeschiedenis

Het wetsvoorstel BOPZ werd in 1971 ingediend, in 1992 verscheen de wet in het Staatsblad en pas in 1994 trad de wet in werking. De parlementaire behandeling heeft zeer lang geduurd. Het ging om de wettelijke regeling van zaken (dwangopneming, dwangbehandeling) waarover de meningen in de samenleving sterk uiteenliepen.
De Wet BOPZ is de opvolger van de Krankzinnigenwet. De eisen "stoornis", "gevaar" en "causaal verband tussen stoornis en gevaar" werden ook al onder het regime van de Krankzinnigenwet gesteld. Reeds vanaf 1982 hanteert de Hoge Raad, het hoogste Nederlandse rechtscollege, het gevaarscriterium. Dit is vastgelegd in de Wet BOPZ. Het vereiste 'geen blijk geven van de nodige bereidheid" ("bereidheidscriterium"), is in de BOPZ in de plaats gekomen van het bezwaarcriterium. Nu moeten niet alleen personen die zich tegen opname verzetten, maar ook degenen die geen blijk (kunnen) geven van instemming of verzet, met een BOPZ-maatregel worden opgenomen.
Met name op het punt van de rechtsbescherming van de patiënt bevat de Wet BOPZ ten opzichte van de Krankzinnigenwet veel belangrijke verbeteringen. Zo kent de Wet BOPZ bijvoorbeeld een regeling van de rechten van de patiënt tijdens het onvrijwillig verblijf.
In de Wet BOPZ is een bepaling opgenomen waarin staat dat de wet periodiek moet worden geëvalueerd: voor de eerste maal drie jaar na inwerkingtreding en vervolgens elke vijf jaar. In december 1996 maakte de Evaluatiecommissie BOPZ de resultaten van de eerste evaluatie bekend, het kabinetsstandpunt verscheen in november 1997. In maart 2002 is de tweede evaluatie van de Wet BOPZ afgerond; in juni 2003 heeft de Algemene Rekenkamer een rapport uitgebracht over de werkbaarheid van de Wet BOPZ in de praktijk van de psychogeriatrie en in mei 2004 heeft de Gezondheidsraad een advies uitgebracht, getiteld “Noodgedwongen, Zorg voor niet-opgenomen acute psychiatrische patiënten.” Aangezien het Kabinet in augustus 2004 van mening was dat voor sommige situaties de wet tekortschiet, wordt de wet aangepast om de mogelijkheden tot dwangbehandeling binnen de instelling te verruimen.

Huidige mogelijkheden van de Wet BOPZ

In de afgelopen jaren zijn al veel stappen gezet om de Wet BOPZ te laten meegroeien met de tijd. Nieuwe instrumenten zijn geïntroduceerd, zoals nieuwe vormen van rechterlijke machtigingen. Naast de voorlopige machtiging, de machtiging tot voortgezet verblijf en de rechterlijke machtiging op eigen verzoek, is sinds 1 januari 2004 de Wet BOPZ uitgebreid met de mogelijkheid van een voorwaardelijke machtiging, waarmee een patiënt gedwongen opname kan voorkomen door zich te houden aan bepaalde voorwaarden die zijn behandeling betreffen. Later zal de observatiemachtiging in werking treden, waarmee iemand van wie ernstig wordt vermoed dat hij door een geestesstoornis een gevaar voor zichzelf veroorzaakt, maximaal drie weken ter observatie kan worden opgenomen. Tenslotte is bij de Tweede Kamer ook aanhangig het wetsvoorstel inzake de zelfbinding. Kern van zelfbinding is dat de patiënt zich van tevoren verbindt tot opname en behandeling onder bepaalde omstandigheden, ook al verzet hij of zij zich op het bewuste moment daartegen.
Naast het grote aantal machtigingen dat de Wet BOPZ kent c.q. binnenkort zal kennen, is van belang te melden dat sinds 1 januari 2004 de mogelijkheid tot het gebruik van dwangbehandeling na een gedwongen opname is uitgebreid. Er hoeft nu geen sprake meer te zijn van “ernstig gevaar”, maar van “gevaar” binnen de instelling.

Gevaarscriterium voor gedwongen opname

Volgens de wet kan gevaar voor zichzelf bestaan uit het gevaar dat betrokkene zichzelf van het leven zal beroven of zichzelf ernstig letsel zal toebrengen, het gevaar dat betrokkene maatschappelijk te gronde zal gaan, het gevaar dat betrokkene zichzelf in ernstige mate zal verwaarlozen, of het gevaar dat betrokkene met hinderlijk gedrag de agressie van anderen zal oproepen. Deze opsomming is niet limitatief en door jurisprudentie en aanvullende wetgeving met specifieke voorbeelden aangevuld. Er is bijvoorbeeld ook zeker sprake van gevaar als mensen met ernstige psychiatrische stoornissen vanwege het ontbreken van ziektebesef behandeling weigeren, waardoor zij mogelijk onherstelbare schade oplopen. Volgens de wet kan gevaar voor anderen bestaan uit het gevaar dat betrokkene een ander van het leven zal beroven of hem ernstig letsel zal toebrengen, het gevaar voor de psychische gezondheid van een ander, of het gevaar dat betrokkene een ander, die aan zijn zorg is toevertrouwd, zal verwaarlozen. Gevaar kan ook inhouden gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen. Ook deze opsomming is niet limitatief. Een wetswijziging op dit gebied is dan ook niet nodig, maar wat wel nodig is, is een heldere richtlijn die het gevaarscriterium voor de psychiatrische praktijk adequaat uitlegt. Op die manier wordt de psychiatrische praktijk een extra handreiking geboden om met de complexe juridische aspecten van deze materie om te gaan. Het Kabinet neemt dit advies van de evaluatiecommissie en de Gezondheidsraad dan ook over: de centrale begrippen van de Wet BOPZ zullen met behulp van richtlijnen worden uitgelegd en de voorlichting zal worden geïntensiveerd.

Verruiming van de mogelijkheden tot dwangbehandeling

Onverlet de winst die er is te behalen binnen de huidige wet ten aanzien van de gedwongen opname, zijn er in de praktijk specifieke situaties waarin de Wet BOPZ onvoldoende mogelijkheden biedt. Het gaat hierbij om een groeiende vraag vanuit direct betrokkenen en vanuit de samenleving naar middelen om (eerder) te kunnen behandelen.
Wanneer iemand niet instemt met behandeling en er geen andere opties over zijn, moet dwangbehandeling kunnen worden overwogen. Daarbij moet een onderscheid worden gemaakt tussen dwangbehandeling buiten de instelling en dwangbehandeling binnen de instelling.
Voor dwangbehandeling buiten de instelling biedt de Wet BOPZ weliswaar formeel geen voorziening, maar in dit kader is wel van groot belang dat zeer recent, op 1 januari 2004, de voorwaardelijke machtiging in werking is getreden. Met behulp van een voorwaardelijke machtiging kan geen dwang worden toegepast buiten een instelling, maar wel drang. De drang bestaat daaruit dat voor betrokkene helder is dat als hij zich niet aan de noodzakelijke behandeling houdt, hij alsnog gedwongen zal worden opgenomen. Het lijkt erop dat de praktijk de mogelijkheden van de voorwaardelijke machtiging nog niet ten volle benut.
Dwangbehandeling binnen de instelling is nu al mogelijk, maar alleen als de patiënt binnen de instelling een gevaar vormt. Deze beperking heeft te maken met de criteria en de toepassing van de huidige wet. Het komt dan ook voor dat mensen wel gedwongen worden opgenomen, maar dat er vervolgens niet adequaat kan worden gewerkt aan een behandeling van de geestesstoornis omdat niet wordt voldaan aan het voor dwangbehandeling noodzakelijke criterium. De omgeving (familie, hulpverleners) heeft bij deze mensen daardoor nogal eens het gevoel met lege handen te staan. Voor sommige kwetsbare patiënten kan daardoor bij de omgeving het beeld ontstaan dat het eenzijdig benadrukken van het zelfbeschikkingsrecht niet in het belang van betrokkene is.
Naar aanleiding van vorenstaande overwegingen is het Kabinet van mening dat er reden is de mogelijkheden tot het toepassen van dwangbehandeling binnen de instelling uit te breiden. Dwang mag alleen worden overwogen in situaties waarin minder ingrijpende middelen niet werken. Ook moet er een afweging worden gemaakt tussen de ernst van de stoornis en de fysieke en mentale inbreuk die de behandeling met zich meebrengt.
Klik hier voor meer informatie over dwangbehandeling

Wettelijke criteria voor onvrijwillige opneming

  • De betrokken persoon heeft een geestesstoornis (of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens)
  • De geestesstoornis veroorzaakt gevaar voor de betrokkene zelf, voor anderen of voor de algemene veiligheid van personen of goederen
  • Het gevaar kan niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten een psychiatrisch ziekenhuis worden afgewend
  • De betrokkene geeft geen blijk van de nodige bereidheid om zich te laten behandelen. Als aan één van deze voorwaarden niet is voldaan, kan de onvrijwillige opneming niet doorgaan.
  • Volgens jurisprudentie van de Hoge Raad kan onder gevaar worden verstaan: suïcidaliteit, zelfverminking, een gevaarlijke staat van zelfverwaarlozing, gevaar voor het maatschappelijk of sociaal bestaan van de patiënt, gevaar voor zowel de lichamelijke als de geestelijke gezondheid van buren van de patiënt en het creëren van chronisch explosieve situaties in de sociale omgeving, waardoor verdergaand geweld onafwendbaar lijkt.

 

Procedures voor onvrijwillige opneming

  1. Inbewaringstelling (IBS)
    Inbewaringstelling
    Voortgezette inbewaringstelling
  2. Rechterlijke Machtiging (RM)
    Observatiemachtiging
    Voorlopige rechterlijke machtiging
    Rechterlijke machtiging tot voortgezet verblijf
    Rechterlijke machtiging op eigen verzoek
  3. Voorwaardelijke machtiging (VM)
    Voorwaardelijke machtiging


Verlof en ontslag

Wanneer het gevaar zover is verminderd dat (tijdelijke) terugkeer in de maatschappij verantwoord is, kan de geneesheer-directeur de patiënt verlof verlenen. De geneesheer-directeur is dus degene die officieel het verlof verleent en weer intrekt, maar in feite is dit gedelegeerd aan de behandelaar. Met verlof wordt een verblijf buiten het ziekenhuisterrein bedoeld. Verlof van meer dan 6o uur is slechts twee keer per jaar mogelijk, voor maximaal twee weken. Kortdurend verlof, zoals weekend- en avondverlof, kan vaker worden toegekend. Aan verlof kunnen voorwaarden voor het gedrag van de patiënt worden verbonden, bijvoorbeeld bezoeken van bepaalde ambulante hulpverleners en/of het gebruik van medicatie. Bij gebleken gevaarlijkheid of overtreding van de voorwaarden kan de geneesheer-directeur het verlof intrekken. Deze intrekking kan door de patiënt of anderen aan de rechter worden voorgelegd. De geneesheer-directeur kan de patiënt ook voorwaardelijk ontslag verlenen. De voorwaarden kunnen dezelfde zijn als bij verlof. Bij intrekking van het voorwaardelijk ontslag is beroep op de rechter mogelijk. Bij weigering van voorwaardelijk ontslag kan dat nog niet, maar deze mogelijkheid zal door middel van een wetswijziging worden toegevoegd.
Het onvrijwillig verblijf wordt beëindigd als de patiënt niet langer voldoet aan de vereisten voor zo'n verblijf. De geneesheer-directeur kan op eigen initiatief of op verzoek van de patiënt of anderen tot ontslag besluiten. Hij zal ook tot ontslag besluiten als de termijn voor een lopende machtiging verstreken is zonder dat een nieuwe machtiging is aangevraagd. Bij afwijzing van een ontslagverzoek door de geneesheer-directeur kan de Officier van justitie worden verzocht de beslissing van de rechter te vorderen.
Zo mogelijk en nodig dient aangaande verlof en voorwaardelijk ontslag overleg gevoerd te worden met naasten van patiënt, ambulante behandelaar en huisarts. Er moeten afspraken betreffende de duur en voorwaarden van het verlof met de patiënt gemaakt worden en er moet een schriftelijke verklaring aan de patiënt verstrekt worden namens de geneesheer-directeur dat verlof is verleend.
Bij intrekken van verlof krijgt de patiënt eveneens een schriftelijke, gemotiveerde beslissing binnen vier dagen na de intrekking. De regelingen van voorwaardelijk ontslag zijn zelfs nog iets scherper.

De rechten van de patiënt tijdens de onvrijwillige opneming

Onvrijwillig opgenomen patiënten hebben in principe dezelfde rechten als andere staatsburgers. Op deze rechten mag geen inbreuk worden gemaakt, tenzij de wet daartoe uitdrukkelijk de bevoegdheid verleent. De Wet BOPZ regelt de mogelijkheid om op deze rechten inbreuk te maken. De rechtspositieregeling is, behalve op personen met een BOPZ-titel, ook van toepassing op personen die op grond van een uitspraak van de strafrechter in een psychiatrisch ziekenhuis verblijven (art. 37 lid 1 Sr). Verder ook op personen die ter beschikking (TBS) zijn gesteld met verpleging van overheidswege, voor zover zij deze verpleging in een psychiatrisch ziekenhuis ondergaan, en op personen aan wie de maatregel van Plaatsing in een Inrichting voor jeugdigen (pij) is opgelegd, als het gaat om een psychiatrisch ziekenhuis. Op laatstgenoemde categorieën zijn de verlof- en ontslagbepalingen niet (onverkort) van toepassing.
De Wet BOPZ kent aan de patiënt een aantal rechten toe, zoals het recht op bijstand door een advocaat en het recht om een klacht tegen de behandeling in te dienen. Hieronder vindt u hierover meer.

Behandelplan, informatie en toestemming

Centraal in de interne rechtspositieregeling van de Wet BOPZ staat het behandelplan. Dit plan moet op schrift worden gesteld. Zonder toestemming van de patiënt (of diens vertegenwoordiger) mag het niet worden uitgevoerd. Onvrijwillige opneming is geen vrijbrief voor onvrijwillige behandeling. De patiënt heeft het recht om behandeling te weigeren. Om ervoor te zorgen dat de patiënt op basis van voldoende informatie toestemming (informed consent) voor behandeling kan geven, moet de behandelaar de patiënt van begrijpelijke informatie voorzien. Deze informatieplicht is vastgelegd in de WGBO.
Een onvrijwillig opgenomen patiënt wordt onder het regime van de BOPZ als wilsbekwaam beschouwd, tenzij de behandelaar vaststelt dat hij deze bekwaamheid mist. Onder wilsbekwaamheid wordt verstaan het vermogen om de eigen belangen inzake behandeling te behartigen ("in staat tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake van de voorgestelde behandeling"). Acht de behandelaar de patiënt daartoe niet in staat, dan moet hij zich voor plaatsvervangende toestemming wenden tot de vertegenwoordiger van de patiënt. De wet schrijft voor welke personen als vertegenwoordiger in aanmerking komen. Een behandelaar hoeft niet met een vertegenwoordiger in zee te gaan, als hij meent dat dit in strijd is met de "zorg van een goed hulpverlener". Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als de beslissing van de vertegenwoordiger afbreuk doet aan het medisch belang van de patiënt.
Als er hetzij met de patiënt, hetzij met diens vertegenwoordiger geen overeenstemming over het behandelplan te bereiken valt, kan er geen behandeling plaatsvinden. Dat geldt ook als patiënt of vertegenwoordiger de eenmaal gegeven toestemming weer intrekt. Het toestemmingsvereiste en recht om behandeling te weigeren zijn niet absoluut. De Wet BOPZ kent uitzonderingssituaties waarin dit vereiste of dit recht moet wijken voor andere belangen. Deze situaties komen hierna aan de orde.
Overzicht voorschriften behandelplan:
• Inhoud
Er moet samen met de patiënt een behandelingsplan worden opgesteld In dit behandelingsplan moet beschreven staan welke therapeutische maatregelen worden genomen om de stoornis zó aan te pakken, dat daardoor het gevaar afneemt dat de aanleiding was voor de IBS of RM
• Werkzaamheid
De wetgever eist dat degene die het behandelingsplan op schrift stelt, daarbij de normen die gelden voor een zorgvuldige behandeling in acht neemt. Zo zal er regelmatig toetsing van de werkzaamheid van de therapeutische middelen moeten plaatsvinden en daarom wordt geëist dat de opzet van het behandelingsplan zodanig is dat een regelmatige toetsing van de middelen en het doel van het plan mogelijk is
• Informatie
De patiënt dient volledig en juist voorgelicht te worden
• Termijn
Het behandelingsplan moet 'zo spoedig mogelijk' na de opname tot stand gekomen te zijn, hetgeen betekent dat het binnen een week opgesteld moet kunnen zijn
• Samen met de patiënt
Het behandelingsplan wordt gemaakt samen met de (onvrijwillig opgenomen, maar niettemin mondige) patiënt. In het geval dat deze niet in staat is zijn wil met betrekking tot de voorgestelde behandeling te bepalen ('wilsonbekwaam'), moet het opgesteld worden samen met de echtgenoot, wettelijk vertegenwoordiger, of (als die ontbreken) de naaste (familie)betrekkingen
• Toestemming
De patiënt kan zijn instemming met het behandelingsplan op elk moment intrekken, en kan overigens ook altijd behandeling weigeren. Als de patiënt voor wilsonbekwaam wordt gehouden, kan ook de vertegenwoordiger zich tegen de behandeling verzetten. Ook dan kan de behandeling niet worden toegepast.
Indien met de vertegenwoordiger van de terzake wilsonbekwame patiënt overeenstemming over behandeling is bereikt, kan behandeling niet worden toegepast indien de patiënt zich verzet. 'Verzet' betekent hier feitelijk verzet; de patiënt hoeft zijn bezwaren niet te motiveren of te onderbouwen - hij of zij is immers wilsonbekwaam. In al deze gevallen moet er dus in beginsel opnieuw overlegd worden
• Als het overleg niet slaagt
Als bij het overleg geen overeenstemming over het behandelingsplan valt te bereiken, stelt de behandelaar de geneesheer-directeur hiervan in kennis. Overigens is er wel degelijk een grens aan de mogelijkheid van patiënt (of vertegenwoordiger) behandeling te weigeren, namelijk voor zover dit volstrekt noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de patiënt of anderen, voortvloeiend uit de stoornis van de geestesvermogens, af te wenden
• Acute noodsituaties
In acute noodsituaties kunnen passende Middelen en Maatregelen (zie hieronder) worden genomen, los van het behandelingsplan. Binnen zeven dagen moet de Middelen en Maatregelen-toepassing stoppen en plaats maken voor behandeling in het kader van een behandelingsplan.Klik hier voor meer informatie over het behandelingsplan

Dwangtoepassing: middelen en maatregelen (M&M)

Slechts bij uitzondering mag onder het regime van de Wet BOPZ tegen de wil van patiënt of vertegenwoordiger worden behandeld of mogen er M&M worden toegepast. Deze uitzonderingssituaties worden in de wet omschreven. Voor dwangbehandeling geldt een aangescherpt gevaarscriterium: "voor zover dit volstrekt noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de patiënt of anderen, voortvloeiende uit de stoornis van de geestvermogens, af te wenden". Anders dan in de WGBO is daarbij niet van belang of de patiënt al dan niet wilsbekwaam is. In de WGBO is dwangbehandeling namelijk alleen bij wilsonbekwame patiënten toegestaan, en dan met toestemming van de vertegenwoordiger als dit "kennelijk nodig is om ernstig nadeel voor de patiënt te voorkomen" Voor toepassing van M&M geldt het criterium: "ter overbrugging van tijdelijke noodsituaties welke door de patiënt in het ziekenhuis als gevolg van de stoornis van de geestvermogens worden veroorzaakt".
Beide typen dwang worden met rechtswaarborgen omkleed: beslissingen om dwang toe te passen zijn klachtwaardig. Naasten moeten ervan op de hoogte worden gebracht en melding aan de Inspectie en registratie zijn verplicht.
Het onderscheid dwangbehandeling en M&M is in het wetssysteem van groot belang. Onder dwangbehandeling wordt verstaan het uitvoeren van een (deel van het) behandelplan zonder toestemming of bij verzet, bij M&M gaat het om in principe eenmalig ingrijpen zonder behandeldoelstelling. De wet noemt voor beide typen dwang verschillende criteria (eerder genoemd), er is verschil in toelaatbaarheid van toe te passen middelen en ook de toegestane duur verschilt. De keuze van de middelen bij (dwang)behandeling wordt aan de behandelaar overgelaten. Deze moet zo min mogelijk inbreuk maken op de rechten van de patiënt. Ook moet hij steeds het doel (afwenden van ernstig gevaar) voor ogen houden. De middelen die hij toepast moeten wel in het schriftelijke behandelingsplan zijn opgenomen. Toegestane M&M zijn beperkt tot afzondering, separatie, fixatie, toediening van vocht en/of voeding en medicatie. Dwangbehandeling kent geen wettelijke maximumduur, al moet deze behandeling worden beëindigd wanneer het ernstig gevaar is geweken. De toepassing van M&M is gebonden aan een maximumduur van zeven opeenvolgende dagen.
Wanneer deze langer dan zeven dagen moeten worden toegepast, moeten de M&M getoetst worden aan de regels van dwangbehandeling.
Klik hier voor meer informatie over middelen en maatregelen

Vrijheidsbeperking

De onvrijwillig opgenomen patiënt heeft recht op vrije briefwisseling, behalve een in zijn aanwezigheid uit te voeren controle op mee te zenden voorwerpen. Ook heeft de patiënt recht op bezoek, vrij telefoonverkeer en bewegingsvrijheid in het ziekenhuis en op het ziekenhuisterrein. De drie laatstgenoemde rechten kunnen in individuele gevallen worden beperkt. De gronden die de wet daarvoor noemt zijn: vrees voor ernstige nadelige gevolgen voor de gezondheidstoestand van de patiënt; voorkoming van verstoring van de orde in het ziekenhuis, zoals die in de huisregels is beschreven; voorkoming van strafbare feiten. Beslissingen tot vrijheidsbeperking zijn klachtwaardig.

Klachtrecht

In elk algemeen psychiatrisch ziekenhuis en op sommige psychiatrische afdelingen van algemene en academische ziekenhuizen is een patiëntenvertrouwenspersoon (PvP) aanwezig. Deze heeft tot taak de patiënt voor te lichten over zijn rechten en hem te ondersteunen bij het geldend maken ervan. Hij dient dus uitsluitend de belangen van de patiënt. Bij klachten over de behandeling kan de PvP bemiddelen.
Voor onvrijwillig opgenomen patiënten geldt een klachtrecht. De patiënt, of een plaatsvervangende vertegenwoordiger (familielid, andere patiënt) hebben het recht schriftelijke klachten in te dienen bij het ziekenhuisbestuur (de directie). Dat is verplicht de klacht te laten behandelen door een onpartijdige klachtencommissie. Ook bij de gang naar de klachtencommissie kan de patiënt zich door de PvP laten ondersteunen.
Op grond van de Wet klachtrecht cliënten zorgsector kan de patiënt klagen over alle jegens hem genomen beslissingen en gedragingen van personen die in het ziekenhuis werken. Op grond van de Wet BOPZ heeft de onvrijwillig opgenomen patiënt bovendien het recht om te klagen over ingrijpende beslissingen die genomen worden op grond van de Wet BOPZ. Het gaat dus om klachten over de bepaling van wilsonbekwaamheid, dwangbehandeling, toepassing van M&M, vrijheidsbeperking en het niet uitvoeren van het overeengekomen behandelplan (hierna te noemen: BOPZ-klachten).
Een psychiatrisch ziekenhuis is verplicht een klachtencommissie in te stellen die uit minimaal drie personen bestaat. Bij BOPZ-klachten moeten een jurist en een psychiater deel van de commissie uitmaken. De commissie beslist over de klachten. Het ziekenhuis moet beschikken over een klachtenreglement met waarborgen voor onafhankelijkheid van de klachtenbehandeling, hoor en wederhoor, bijstand voor klager en aangeklaagde en bescherming van de privacy van betrokkenen.
Momenteel is een wetsvoorstel in voorbereiding, dat de commissie het recht geeft over de klachten een eindbeslissing te nemen. Vooruitlopend hierop is de procedure in de praktijk al zodanig veranderd. Voorheen besliste het ziekenhuisbestuur.
Voor schadevergoeding bij een gegronde klacht blijft de patiënt op de civiele rechter aangewezen.
Als een BOPZ-klacht ongegrond wordt verklaard, heeft de klager het recht om, eventueel met inschakeling van de Inspectie, in beroep te gaan bij de rechter. Deze beroepsmogelijkheid ontbreekt bij klachten op grond van de Klachtwet.

Informatie

Zo spoedig mogelijk na opname moet de onvrijwillige opgenomen patiënt in het bezit worden gesteld van allerlei informatie, waaronder de in het ziekenhuis geldende huisregels (art. 37). Dit geldt tevens voor de echtgenoot, wettelijk vertegenwoordiger en naaste (familie)betrekkingen. Patiënt en familieleden moeten bij een gedwongen opname zo veel mogelijk weten waar ze aan toe zijn. Derhalve zal er per afdeling schriftelijk informatiemateriaal moeten klaar liggen dat bij opname wordt uitgereikt.

Huisregels

De huisregels hebben geen ander doel dan van het psychiatrisch ziekenhuis een geordende samenleving te maken (AMvB 561, art.3). De huisregels beperken de vrijheid van handelen van de patiënt niet verder dan voor een dergelijke gang van zaken nodig is, en kunnen geen inbreuk maken op in de wet toegekende patiëntenrechten.
De wet BOPZ geeft alle beperkingen aan die een gedwongen opname voor de patiënt met zich mee brengt. Met de huisregels mogen die beperkingen niet worden uitgebreid. Wel kan het onmogelijk worden een afdeling een 'geordende samenleving' te doen zijn, wanneer de patiënt zich niet 'betamelijk' zou gedragen. Daarom zijn huisregels geëigend om bijvoorbeeld bezoektijden, slaaptijden en tijdstippen van telefoneren te regelen, evenals maatregelen tegen geluidsoverlast.
Beperkingen die de patiënt moeten worden opgelegd in verband met de stoornis (bijvoorbeeld beperkingen van de bewegingsvrijheid op het terrein) horen niet in de huisregels maar in het individuele behandelingsplan.

Verkommerden en verloederden

Bij verkommering en verloedering gaat het om mensen die gezien hun omstandigheden zorg of opvang nodig hebben, maar die onvoldoende gebruik maken van de bestaande voorzieningen. Daardoor dreigt hun maatschappelijk functioneren en welbevinden beneden een aanvaardbaar minimum te raken. Het is een breed maatschappelijk probleem dat het bestek van de Wet BOPZ te buiten gaat.
Hoeveel mensen uit deze groep geestelijk gestoord zijn, is niet bekend. Momenteel wordt dit nader onderzocht. Voor deze groep heeft het kabinet gekozen voor terughoudendheid met dwang, omdat dwang hier averechts kan werken. Uit de evaluatie van de Wet BOPZ is gebleken dat deze wet niet bijdraagt aan verkommering en verloedering, zoals aanvankelijk werd gedacht. Oplossingen voor sociale marginalisering van mensen moeten buiten de Wet BOPZ worden gezocht. De mogelijkheden tot dwangopname in de Wet BOPZ vindt de regering voldoende voor het oplossen van onhoudbare toestanden. Het hoofdaccent moet liggen op preventie van dergelijke situaties, door het tijdig aanbieden van zorg (bijvoorbeeld via sociale pensions) en uitoefening van drang en bemoeizorg. De (openbare) gezondheidszorg en de maatschappelijke opvang moeten deze mensen de helpende hand bieden. Daarbij hebben de gemeenten een regiefunctie.
Bovendien wordt vervolgonderzoek gedaan naar de problematiek van verkommering en verloedering.

Verhouding Wet BOPZ - WGBO

De Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) blijft ook voor onvrijwillig opgenomen patiënten, naast de Wet BOPZ, van belang. Dit geldt voor onderwerpen waarover de BOPZ zwijgt, bijvoorbeeld de informatieverstrekking over de behandeling. Voor onderwerpen die niet in de BOPZ zijn geregeld vult de WGBO de BOPZ aan.
De WGBO is ook van toepassing op psychiatrische behandelingen waarop de Wet BOPZ geen betrekking heeft, namelijk behandelingen die niet gericht zijn op opheffing van het gevaar dat de aanleiding voor de opneming was. Bovendien geldt voor alle somatische behandelingen, ook voor de somatische behandeling van onvrijwillig opgenomen patiënten, de WGBO.

Financiering

Omdat de intramurale geestelijke gezondheidszorg via de AWBZ gefinancierd is, valt ook de verpleging van BOPZ-patiënten onder de AWBZ. Na een verblijf van een jaar in het ziekenhuis moet de patiënt een eigen bijdrage in de verpleegkosten gaan betalen. Dit geldt ook voor de patiënt die krachtens de Wet BOPZ is opgenomen.

Bron: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

 

Meer informatie op de volgende pagina:
Gedwongen opname in het psychiatrisch ziekenhuis

Hulpgids nieuwsbrief

Praktijk aanmelden

Ook uw praktijk geplaatst op de Hulpgids? U kunt zich aanmelden door het inschrijfformulier in te vullen en daarna op de knop "versturen" te klikken. Uw gegevens worden binnen 5 werkdagen na ontvangst kosteloos door Hulpgids.nl verwerkt en gepubliceerd. inschrijven ›